Het directe instructiemodel

Basisschool De Klipper wordt op dit moment begeleid in het geven van effectieve instructie. Instructie is van essentieel belang. Een bekende vorm van instructie wordt gegeven middels het directe instructiemodel. Hoewel dit model diverse varianten kent, zoals het interactieve directe instructiemodel en het effectieve directe instructiemodel, blijft het in de basis ongeveer gelijk. Het model is ontstaan in het Amerikaanse leger, waar militairen het gebruiken om zo effectief mogelijk geïnstrueerd te worden en te instrueren.

Fasen van het directe instructiemodel

Het directe instructiemodel kent een aantal fasen die van belang zijn. Een les is opgebouwd uit die fasen. De fasen komen op het volgende neer:

Het ophalen van de voorkennis

Wat weten de kinderen al over het onderwerp van deze les? Dat staat centraal in de eerste fase. De voorkennis kan namelijk een belangrijke rol spelen binnen de rest van de les. Kinderen koppelen nu langzaam het doel en de bedoeling van de les aan een voor hen heldere context.

Daarmee is het leerrendement een stuk hoger.

Doel en inhoud

De leerkracht dient al vrij snel in de les het doel te benoemen. Wat gaan de leerlingen vandaag leren? Met andere woorden: wat verwacht de leerkracht dat de leerlingen aan het einde van de les weten/ kennen/ snappen? Dat doel dient vertaalt te worden naar de kinderen en niet letterlijk uit de handleiding te worden overgenomen. Maak het concreet, meetbaar en specifiek.

De inhoud kan ook kort uitgestippeld worden. Met andere woorden: wat gaat er nu gebeuren om dat doel te behalen? Een kort routeplan door de les heen maakt dat kinderen weten wat er van hen verwacht wordt en zorgt voor structuur. Dat vinden kinderen prettig.

Instructie van de les

De daadwerkelijke instructie van de les bestaat op zich weer uit drie fasen, namelijk het voordoen, het samen doen en het zelf doen.

Fase 1: voordoen

De leerkracht doet voor. Niemand anders dan de leerkracht is nu aan het woord. De leerkracht laat van begin tot eind zien hoe iets werkt of gedaan dient te worden. Hierbij modelt de leerkracht, hij spreekt hardop zijn gedachten uit en vertaalt dit goed zichtbaar naar de aantekeningen op het bord.

Fase 2: samen doen

De leerlingen hebben gezien hoe het moet. Nu gaan ze het samen doen. De leerkracht neemt hierin de leiding. Hij doet het nog een keer voor, maar vraagt nu aan kinderen wat er moet gebeuren. Kinderen mogen door elkaar reageren (interactieve directe instructie) en kunnen ook in groepjes samen oefenen.

Het samen doen heeft tot doel dat kinderen de strategie onder controle krijgen, begrijpen en straks zelfs kunnen toepassen.

Fase 3: zelf doen

De zelfstandige verwerking begint. Deze fase duurt het langst, vaak wel een halve les. De kinderen gaan aan de slag met wat ze nu kunnen.

Controle

Aan het einde van de les wordt gecontroleerd of het doel behaald is. De leerkracht haalt het doel er bij (het liefst op het bord uitgeschreven) en vraagt aan kinderen wat ze geleerd hebben. Zo wordt bepaald voor wie het wel duidelijk is en voor wie niet en dat geeft de leerkracht weer input voor een volgende les.

Vooruitblik

Tot slot wordt een korte vooruitblik gegeven, waarin de leerkracht benoemt wat de kinderen een volgende les gaan leren en wanneer hetgeen ze vandaag geleerd hebben weer terugkomt.

Bij welke vakken wordt het directe instructiemodel gebruikt?

Het directe instructiemodel kan gebruikt worden bij rekenen, taal, begrijpend lezen en spelling. De ervaring in de praktijk leert echter dat veel rekenmethodes niet volgens het directe instructiemodel werken, omdat kinderen ook zelf problemen op moeten lossen. De leerkracht instrueert hierbij in een andere volgorde.

De nieuwste taal- en begrijpend lezenmethodes werken wel met het directe instructiemodel of een variant ervan.